woensdag 10 januari 2024

Kom socialisten trek ten strijde

Een sympathieke lezer meldt me dat hij mijn blogberichtjes raak geformuleerd vindt, maar voegt er aan toe ‘ik heb die partijloyauteit nooit goed begrepen’.

Zoals reeds gezegd schrijf ik dit blogdagboek in de aanloop naar de verkiezingen van 2024 en is volgens mij een stem op mijn partij Vooruit de beste garantie om te voorkomen dat we deze zomer in een uiterstrechtse Vlaamse dystopie terechtkomen. Deze blog wil die boodschap uitdragen, maar ik beloof tegelijkertijd ten stelligste, niettegenstaande dit duidelijk standpunt, mijn kritische geest niet te verloochenen. 

Maar partijloyauteit dus. Wat betekent dat voor mij? 

In de marge van de sociologie heeft de politicologie zich tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline ontwikkeld. Politicologen bestuderen de werking van de politiek en dus ook het functioneren van partijen als dragend element van politieke systemen. Er gaat veel expertise rond in de academische politicologische kringen. Toch ben ik regelmatig verbaasd over de dikwijls oppervlakkige – zeg maar clichématige – benadering van hoe partijen werkelijk functioneren. Voor iemand die al 52 jaar een actief partijlid is, is het verhaal dat politicologen vertellen van hoe mijn partij en ikzelf als partijlid functioneren soms een eye opener maar vaak ook iets dat ik helemaal niet herken.

Als je lid bent van een organisatie, waarin je bovendien redelijk wat tijd en energie te besteden hebt, loert het gevaar van de oogkleppen om de hoek (deze vind ikzelf goed gevonden oogkleppen/hoek hebt u hem?). Die Partei hat immer recht, zoals ze dat in de DDR uit volle borst zongen. Of zoals Steve Stevaert het met zijn gekende aforistische aplomb ooit bezwoer op één of ander partijcongres: “zelfs als ge niet akkoord zijt, moet ge akkoord zijn”.

Nu spreek ik louter voor mezelf, want heel wat mensen die ooit actief waren in de socialistische partij zullen beweren dat ze andere en niet zo positieve ervaringen hebben. Ikzelf heb altijd de indruk gehad dat ik me als partijlid voldoende vrijheid kon veroorloven om mijn gedacht te zeggen. Daardoor had ik ook het misschien illusoire gevoel dat ik daardoor mee de lijn van het collectief kon bepalen. Ik denk dat velen mij trouwens bij tijd en wijlen een weirdo vonden omdat ik er wel eens op kon betrapt worden niet mee te applaudisseren als een kopstruk voor een collectief orgasme zorgde op een partijbijeenkomst. Ik geneerde me er ook niet voor om zelfs voor een volle zaal een enigszins kritische tussenkomst te doen omdat ik nogal zeker van mijn zaak en retorische vaardigheden was. Ooit heb ik met een gerespecteerd parlementslid die op een congres net voor mij aan het woord kwam voor een bak Duvel gewed dat ik meer applaus zou krijgen dan zij. Ik heb die bak gewonnen, maar hij is mij nooit bezorgd. Ik was toen die pipo van Nieuw Links, dat door de Antwerpse partijkrokodillen als een achterlijke tsjevenclub werd beschouwd. Na mijn tussenkomst werd weliswaar niet t’allenkant gejuicht en begon men niet spontaan op de tafels te dansen, maar ik werd evenmin met pek en veren ingewreven en op een spoorwegbiel de zaal uitgedragen.

Samenvattend: waar het op aan komt is het evenwicht te vinden tussen wat je als individu te zeggen en bij te dragen hebt en het belang van het collectief en de gezamenlijke richting die dat collectief wil uitgaan. Je moet ervan doordrongen zijn dat je als groep sterker staat dan als individu, maar door lid te zijn van de groep hoef je niet minder individu te zijn. Dat principe heb ik dus altijd gehuldigd. 

Wil ik daarmee zeggen dat de sociaaldemocratie een schoolvoorbeeld van een democratisch functionerende organisatie is? Verre van. Ik ben er me zeer goed van bewust dat partijdemocratie doorgaans meer een door allerhande statutaire regels in stand gehouden illusie is dan de dagelijkse harde politieke realiteit. 

Mijn opvattingen over partijdemocratie en politiek in het algemeen hebben mede vorm gekregen door de lectuur van een sociologische studie uit 1911: Robert Michels, Zur Soziologie des Parteiwesens in der modernen Demokratie. Untersuchungen über die oligarchischen Tendenzen des Gruppenlebens.

Uit een analyse van de werking van wat in theorie de meest democratische partij had moeten zijn in het toenmalige moderne partijlandschap, de zeer grote Duitse sociaaldemocratische partij SPD, besluit Michels dat zelfs die ultrademocratische partij in de praktijk een oligarchie is, waarin de rank-and-file leden zelden inspraak hebben bij wat de partijleiding beslist. De beslissingsprocessen in de partijtop zijn ook voor de eigen leden weinig transparant, laat staan dat de leden de instrumenten in handen hebben om democratische controle op die beslissingsprocessn uit te oefenen. Michels had het al in 1911 over de “ijzeren wet van de oligarchie”: alle organisatievormen, ook al zijn ze van bij de aanvang democratisch, worden na verloop van tijd onvermijdelijk oligarchisch.

 

Michels was een aanhanger van de sociaaldemocratie, maar evolueerde  tijdens en na WO I naar een omarming van de autoritaire staatsordening en werd hij een volgeling van het fascisme van Mussolini, die oorspronkelijk ook een sociaaldemocraat was. 

https://archive.org/details/zursoziologiede00michgoog/mode/2up?view=theater

 

Die ijzeren wet van de oligarchie heb ik in mijn jarenlang politiek engagement altijd in het achterhoofd gehouden. Het heeft me behoed voor een al te naïeve kijk op het wezen van de politiek. Het leverde ook een verklaringsmodel voor waarom een kleine groep partijleiders er telkens in slaagt om een volledig partij-apparaat te controleren en de partijbasis in een ijzeren greep te houden.

 

Ik leerde het werk van Michels kennen uit de lectuur van Marxisme et Conscience de Classe van de Franse politicoloog Henri Weber dat verscheen in 1974. Weber was één van de leidende figuren van de trotskistische Ligue Communiste Révolutionaire en dit boek was de neerslag van zijn doctoraat, dat hij een jaar eerder met grote onderscheiding had behaald. Hij onderzoekt daarin hoe het marxistische begrip van “klassenbewustzijn” een politieke vertaling heeft gekregen in de sociaaldemocratie en het communisme. Als je het met de ogen van vandaag zou lezen, merk je de pregnante tegenstelling tussen een democratische en een leninistiche partij-opvatting. Als trotskisten waren wij zware aanhangers van dat leninisme: een kleine voorhoede als herauten van het klassenbewustzijn van de arbeidersklasse, die door een strakke en doelgerichte organisatie er in kan slagen de grote massa van arbeiders mee te krijgen in een revolutionair proces. Leninisme had dus weinig op met de massademocratie van de sociaaldemocratische reformistische partijen. Het pleit voor de aanpak van Weber dat hij het werk van Michels in zijn discours ook een prominente plaats geeft, om aan te tonen dat partijdemocratie die slechts in theorie wordt beleden in se niet zoveel verschilt van een partijmodel dat bewust geen interne partijdemocratie nastreeft. Wij trotskisten hadden daar overigens een antwoord op: verregaand democratisch centralisme wat betekent dat binnen de partij de discussie vrij is, maar dat na een beslissingsproces de rangen moeten worden gesloten. We waren met niet veel, dus onderling discussiëren was niet zo moeilijk en zowat de bestaansreden van ons clubje. We palaverden dan ook nogal wat af. Alleen was de dynamiek van het eindeloos cultiveren en uitpraten van meningsverschillen dat er na het beslissingsproces altijd groepjes overbleven die niet van hun gelijk af te brengen waren. Er werd dan ook gegrapt dat twee trotskisten een groep vormen, drie trotskisten een liga en vier trotskisten een splitsing.

 

Feit is wel dat doorwrochte studies als die van Henri Weber gretig werden gelezen door mijn kameraden en stof tot nog meer interne debatten leverden. Dat Henri Weber later lid werd van de Franse Parti Socialiste en daarin een vooraanstande rol ging spelen, stond in de sterren – of liever in zijn doctoraat-  geschreven. 

 

Over Marxisme et Conscience de Classe hebben Hervé Hamon en Patrick Rotman in hun geschiedenis van de Soixanthuitards “Génération” (1988) een kenmerkende anekdote te vertellen. Weber had van de partij in 1973 politiek verlof gekregen om zijn doctoraat af te werken. Op 21 juni 1973 zat hij in zijn appartementje op de zesde verdieping in de buurt van de Sorbonne over zijn boeken gebogen, toen hij een bende van enkele honderden gehelmde betogers hoorde voorbijtrekken. Het waren de stoottroepen van de Ligue Communiste die bewapend met molotovcocktails en ijzeren staven oprukten naar de zaal La Mutualité, waar Ordre Nouveau, de voorloper van de het Front National (en dus ook van de huidige partij van Martine Le Pen) een meeting organiseerde tegen vreemdelingen en migratie. 


Weber trekt snel zijn moccassins aan, loopt de straat op en wordt daar aangeklampt door Michel Recanati, de piepjonge partijverantwoordelijke voor de SO (Service d’Ordre) zoals die stoottroepen werden genoemd. Recanati is een beetje in paniek omdat hij vreest de groep niet in handen te hebben. Omdat het duidelijk is dat ze La Mutualité nooit zullen kunnen bereiken wegens de massale mobilisatie van de ordetroepen van de CRS, had hij van de partijleiding, die de gebeurtenissen op een afstand volgde, de opdracht gekregen de betoging te ontbinden. Maar het was te laat. De SO viel en force de CRS aan en slaagde erin om de ordetroepen terug te dringen. De straat was door de molotovcoctails zo glibberig geworden dat niet alleen de gendarmen maar ook vele betogers op hun bek gingen. 

 

https://youtu.be/KW3dwDwacF8?si=gRu7vA_VsM1ttsGr

 

Na de gebeurtenissen van 21 juni 1973 werd de Ligue Communiste (net zoals Ordre Nouveau) door de gaullistische regering verboden en zou even later herrijzen als Ligue Communiste Revolutionaire. Onder druk van de arbeidersvleugel van de partij werd afgestapt van het misplaatste avonturisme. Het was voor de partijleiding duidelijk geworden dat zelfs een gedisciplineerde organisatie niet in staat is een geweldspiraal te vermijden, eens het beest los is. 


Partijleider Alain Krivine en Michel Recanati belandden in de gevangenis. Vlak voor zijn arrestatie werd Krivine nog ontvangen door oppositieleider François Mitterand en kreeg hij het aura van politieke gevangene. Na zijn vrijlating publiceert hij de bestseller Questions sur la revolution en blijft hij de numéro uno van de Ligue. 


De partij heeft minder over voor Recanati die uit de partijleiding wordt geroyeerd en gedesillusioneerd "in de natuur verdwijnt" (de geijkte term die werd gehanteerd voor de militanten die het voor bekeken hielden).

Er bestaan filmbeelden van de rellen, die door de rechterhand en boezemvriend van Recanati, Romain Goupil werden opgenomen in de film die hij later over het leven van Recanati heeft gemaakt. Die film heet Mourir à trente ans. Recanati, die het fiasco van de door de SO aangestookte relllen nooit heeft verwerkt pleegde op zijn 30 jaar zelfmoord, vandaar de omineuze filmtitel. 


Henri Weber maakte zijn doctoraat af en trok zijn conclusies. De gebeurtenissen van die juni-avond hebben daarbij zeker een rol gespeeld.

 

Ik heb het boek van Michels herlezen toen ik halfweg de jaren 80 zelf lid werd van de SP. Ik kwam in het partijbestuur van Merksem (toen ruwweg 500 leden) terecht waar ik me moest aanpassen aan een heel andere partijcultuur dan wat ik in de trotskistische cocon gewoon was. Maar door het boek van Michels was ik daartegen gewapend. 

 

En ik hou het nog steeds vol. Daarover zal ik in volgende afleveringen van dit dagboek meer vertellen.


En dat alles in het volle besef dat de weg lang is en ook eenzaamheid kent. Maar je voert de strijd niet alleen.

 

https://youtu.be/47QIbZWNyX8?si=Ap16_cu7z2_ErbvN

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten